Gijsbert Gijsbertsz
(Gijsbert de Bastaard)
van Langerak
, † <4-1486.
Zoon van
Gijsbert Gijsbertsz van Langerak
.
Afb. Zegel uit 1477 van Ghisbert van Langherac
Geb. ca. 1470 of eerder.
Gijsbert van Langerak Gijsbertsz. alias Gijsbert De Bastaard, ‘knape’ 1458, woont te Nieuwpoort (1468).
De naam van zijn vrouw is onbekend.
Gijsbert wordt voor het eerst vermeld in 1446 wanneer Floris Gerritsz. en Jan Willemsz. de pacht betalen van 12 morgen land, waarin een boomgaard begrepen, gelegen op Zevenhoven (onder Langerak). Dit land, waarvan de verpachtingen en de betaalde pachtpenningen zijn geregistreerd, is in bezit van de Ridderlijke Duitsche Orde. De boomgaard echter is in eigendom van ‘Ghysbert die bastert’. Om die reden wordt de pacht van het land met één Wilhelmusgulden gekort.
Gijsbert van Langerak was hoogheemraad van de Alblasserwaard (1458, 1464, 1480), schout van Langerak (1466, 1478), schout en rechter van Nieuwpoort (1468). Deze boomgaard is in 1534 nog steeds in het bezit van Gijsbert Gijsbertsz. van Langerak.
In de rekening van het jaar 1449 staat vermeld dat ‘Gysbert van Langeraeck’ voor tien jaar, met ingang van 1450, deze 12 morgen land zal gaan pachten met de mededeling dat men de pacht niet zal korten vanwege de boomgaard. Ook in 1456 staat de pacht op zijn naam, evenals in 1462; de pachtsom was echter niet voldaan. Mogelijk heeft dit geleid
tot het intrekken van het pachtcontract, want met ingang van 1463 staat de pacht op naam van Pieter Veimbertsz.
In 1458 komt Gijsbert van Langerak voor als heemraad van de Alblasserwaard, waarmee hij in de voetsporen van zijn vader is getreden. Opvallend is dat hij ‘knape’ wordt genoemd, ondanks dat hij te boek staat als ‘bastaard’. Overigens is dit de enige keer. Vervolgens komt hij ook in 1464 als hoogheemraad van de Alblasserwaard voor. Gijsbert, bastaard van Langerak, schout van Langerak, wordt vervolgens genoemd op 4 september 1466.
Op 3 februari 1467 is Gijsbert met Meeus Florisz., Willem Aertsz., Vop Willemsz., voogd over de onmondige kinderen van Otte Goessensz., met namen Goessen Otten en Machtelt Otten.
De schepenen van Nieuwpoort oorkonden op 2 augustus 1468 dat Gijsbert van Langerak als schout en rechter van Nieuwpoort de schattingen heeft bekrachtigd zoals ze door heer Heinric Aelbrechtsz., prior in de Hem, zijn opgelegd op de hofstede waar hij woont, evenals op zijn hof, gelegen over de Achterweg.
Belangrijk is een oorkonde van 29 januari 1477 die op verzoek van Gherit Gheritsz. van der Molen door Gijsbert van Langerak Gijsbertsz., Gerrit Jacobsz. en Vop Willemsz., wonende in de Nieuwpoort wordt bezegeld en waaraan hun nog vrijwel ongeschonden zegels hangen. Inclusief het zegel van Gijsbert van Langerak Gijsbertsz.
Het zegel van Ghisbert van Langherac bevatte een klimmende leeuw met barensteel van drie hangers over de borst met over alles heen een schuinstreep. Zegelbeeld: Een halfrond schild, gevat in een rondboogdriepas versierd met menskopjes, geplaatst op een omgekeerde rondboogdriepas.
Voor de laatste keer wordt Gijsbert van Langerak vermeld als hoogheemraad in een akte van 1480, waarin door de dijkgraaf en heemraden van de Alblasserwaard wordt verklaard dat de uiterwaard, genaamd ‘Het Nieuwe Land’, zal worden gebruikt voor het maken van de dijk.
Overl. in of ná 1480 en vóór 12-3-1486, wanneer zijn oudste zoon Wouter Gijsbertsz. van Langerak wordt beleend met een viertel land in Zevender.
Kinderen:
-
Wouter Gijsbertsz (Wauter Ghisebertssoen) van Langerak
, † ±1522 .
1 kind(eren)
-
Gijsbert Gijsbertsz van Langerak
, † 12-1531 .
Geb. ca. 1500 of eerder.
Gijsbert Gijsbertsz. van Langerak, won. in 1592.
Gijsbert is schepen (1492) en schout (1503, 1505, 1518-1531) ald., hoogheemraad van de Alblasserwaard (1517, 1520), burgemeester (1518-1522), rentmeester van de heer van Assendelft (1518-1531).
Op 12 mei 1501 neemt Gijsbert Gijsbertsz. in erfpacht 12 morgen land, gelegen in het Vlietweer onder Langerak, gelegen bij Nieuwpoort. Op zijn verzoek wordt de akte bezegeld door Peter Simonsz. en Philips Roelofsz., omdat – zo verklaart hij – ‘ick op dese tyt selve geen segel te hebbe’.
Op 4 februari 1507 wordt Gijsbert Gijsbertsz. van Langerak beleend met 2½ morgen land, gelegen in een weer van 11 morgen op de Oostwal, waar nu de windmolen van de heer van Boetzelaer op staat, gelegen in Langerak, na overdracht door Claes Claesz.
De heer van ‘s-Heeraartsberg, Frederick van Zuylen van Nijeveld, legt als leenheer op 14 oktober 1528 het volgende schriftelijk vast: ‘Gijsbert Gijsbertsz., schout in Nieuwpoort, mijn getrouwe leenman, heeft aan mij vriendelijk verzocht en gebeden bij monde van ene Dirck Gijsbertsz., schout tot Streefkerk, omdat hij zelf niet kon komen, dat ik als leenheer zou willen confirmeren, ratificeren en van waarde houden, het transport, zoals hij Gijsbert voornoemd gegeven heeft aan Arien Gijsbertsz. zijn jongere zoon, en dat in handen van mr. Willem Claesz., mijn gemachtigde hierin, van 2½ morgen land in een weer van 11 morgen op de Oostwal, waar de windmolen van de heer van Boetzelaer staat, en dat hij van mijn hofstede van ’s-Heeraartsberg te leen hield. Dit transport is door Gijsbert Gijsbertsz. welbedacht en uit vrije wil geschied’.
Op dezelfde dag verkrijgt Adriaen Gijsbertsz. het leengoed als een onversterfelijk erfleen. Zijn ‘zwageroom’ Dirck Gijsbertsz. zal de eed voor zijn neef Adriaen Gijsbertsz. afleggen tot hij mondig is geworden. De belening gaat dus voorbij aan de oudere zoons.
Op 29 augustus 1533 laat de oudste zoon, namelijk de jonge Gijsbert Gijsbertsz. in Nieuwpoort, zich belenen met het leengoed, zoals hem dat was aangekomen en bestorven bij dode van zijn vader Gijsbert Gijsbertsz. zaliger. Echter een paar dagen later op 7 september wordt ook de akte van belening voor Adriaen Gijsbertsz. gemaakt. Het kon niet langer uitblijven: er volgde een proces tussen de erfgenamen. Het proces wordt gevoerd tussen Margaretha Adriaensdr., weduwe van Gijsbert Gijsbertsz., voor zichzelf en voor hun onmondige kinderen Adriaen, Helmich en Aelken, ter eenre, en Gijsbert Gijsbertsz. van Langerak en Cornelis Gijsbertsz. alias Paep, de voorkinderen van Gijsbert Gijsbertsz., verweerders ter andere zijde, voor schout en schepenen van Langerak, die echter de zaak voor advies hebben voorgelegd bij de schout en schepenen van de stad Utrecht. Uit de civiele sententie, gedateerd te Utrecht 28 februari 1534, blijkt dat de moeder van de verweerders Marijke Dircksdr. heette, en dat na haar overlijden Gijsbert Gijsbertsz. en Margaretha Adriaensdr. een wettig huwelijk hebben gesloten op huwelijkse voorwaarden.
Aan de hand van de sententie kan herleid worden dat Gijsbert Gijsbertsz. van Langerak de volgende onroerende goederen heeft nagelaten:
1) 2½ morgen leengoed, van Frederick van Zuylen van Nijeveld, van het huis van ‘s-Heeraartsberg, in een weer land van 11 morgen, gelegen op de Oostwal, waar de windmolen van de Heer van Boetzelaer tegenwoordig opstaat, gelegen in Langerak. Bij zijn leven geschonken aan zijn zoon Adriaen Gijsbertsz., die daarmee is beleend.
2) 12 morgen land, waarvan de westelijke helft in eeuwige erfpacht van Goerdt van Voirdt, en zijn kinderen, en de oostelijke helft van hemzelf, gelegen in Langerak op Zevenhoeven. Hij heeft bij zijn leven bedongen dat de erfpacht zal overgaan op zijn zoon Helmich Gijsbertsz.
3) 11 morgen land, gelegen bij de ‘Poerte’, genaamd ‘het Graftweer’, in erfpacht van de Heren der Duitsche Orde te Utrecht.
4) 4 morgen land, gelegen bij de ‘Poerte’, genaamd ‘het smalweer of Pieter Dammen weer’, in erfpacht van de Heren der Duitsche Orde te Utrecht.
5) Een boomgaard, gelegen in een weer van 12 morgen, genaamd ‘het Molenweer’, gelegen bij het land van Goerdt van Voirdt.
Op 17 juli 1534 hebben de burgemeesters en schepenen van Nieuwpoort op basis van het verkregen advies uit Utrecht, met de certificatie, bezegeld met het zegel van de stad Nieuwpoort op 11 maart, hun uitspraak gedaan. Hiermee zal het proces tussen Gijsbert Gijsbertsz. en Dirck Gijsbertsz., schout van Streefland, zijn beëindigd.
×
Marijken Dircksdr
, † <3-1521.
Zonen Gijsbert en Cornelis.
×
Margriet Adriaensdr
, † ±1569.
Kinderen Helmich, Aelken en Adriaen.
Margrietgen Adriaensdr. = ‘Margrietgen Gijsbert Gijsbertsz. weduwe’.
Margriet is een dochter van Adriaen Adriaensz. (woont te Streefkerk 1495). Dirck Gijsbertsz. was haar zwager.
Margriet Adriaensdr. wordt genoemd in de 10e penning van Nieuwpoort van 1553, 1554, 1557 en 1561.
Het gezin van Schout Gijsbert Gijsbertsz. van Langerack en Margrietgen Adriaensdr. woonde aan de westzijde van de stede(buiten)haven. In het huis naast hen (Noordkant) woonde minstens veertig jaar lang het gezin van Adriaen Cornelisz. Plack en Belicken.
Op 11 augustus 1532 verscheen voor schout en schepenen ‘Margriet, scout Gijsbert Gijsbertsz. huysvrouw, zaliger memorie,’ mede vervangende Gijsbert Gijsbertsz. de Jonge en Cornelis Gijsbertsz. in verband met de vordering die meester Jacob Aerntsz., chirurgijn, op Margriet en de gemene boedel heeft. Zij heeft beloofd om te betalen met als onderpand de gemene boedel op straffe van 100 zilverguldens. Deze belofte is in samenspraak met heer Dirck Buijensz., pastoor, en Schalck Dircksz., schout in Ottoland, tot stand gekomen. Zij hebben zichzelf in deze zaak benoemd met de sanctie, die hierop staat vermeld, en met de voorwaarde dat de strafbepaling zal verlopen volgens het geldende strafrecht. Ongetwijfeld zal Dirck Buijensz. de pastoor van Nieuwpoort zijn, maar de prangende vraag is waarom Schalck Dircksz., schout van Ottoland, in deze kwestie als arbiter optreedt. In aanmerking nemende dat de moeder van de twee broers Marijken Dircksdr. heette, dan is het mogelijk dat hij hun oom is. Aan de andere kant is ook de mogelijkheid aanwezig dat hij is aangewezen door Gijsbert Gijsbertsz. de Jonge, die met Marichje Dircksdr. is getrouwd. Chronologisch gezien lijkt de tweede optie het meest plausibel te zijn. Hoe dan ook, Schalck Dircksz., schout van Ottoland, is de stamvader van de familie Bot. Zijn zoon Dirck Godschalcksz. Bot was eveneens schout van Ottoland (1558-1562). Een goed bewaard zegel van hem hangt aan een oorkonde van 22 februari 1562.
Uit een akte van 24 juni 1533 blijkt dat ‘Margriet, Gijsbert Gijsbertsz. van Langeraeck, zalr. memorie’, nu heeft gekocht van de jonge Gijsbert Gijsbertsz. als een gerechte erfgenaam in voornoemd huis voor 71 schilden de kindsdelen van zowel Gijsbert als Cornelis. Aan deze akte is zonder datering toegevoegd dat Gijsbert bekent de som van 71 schilden volledig ontvangen te hebben, en vervolgens dat hij voor alle belastingen die de ‘Heren van de Nieupoort’ hebben op de goederen, die Gijsbert Gijsbertsz. heeft achtergelaten, borg zal zijn, en Margriet zal bevrijden van wat zij van Gijsbert en Cornelis heeft gekocht, en vestigt dit op al zijn goederen, gelegen binnen de vrijheid van Nieuwpoort.
Op 10-1-1559 comp. Margrietgen Gijsbrechts wed. Zij heeft van de voogden van de weeskinderen van Melschior Andriesz. zal. hier onder genoemd gecoft alle kleren,= goud, zilver, die hun bij de dood van hun moeder aanbestorven zijn. Zij heeft de kinderen Andries Melschiorsz. en Gijsbrecht Melschiorsz. aangenomen de tost te= geven tot zij 15 jaar zijn. Bestorven voogden zijn Baltazer Andriesz. en Adriaen Ghijsbrechtsz. Adriaen Ghijsbrechtsz. legt 7-3- 1574 nog rekening en verantwoording af.
In 1565 wordt Margriet met haar kinderen nog genoemd in verband met land dat zij hebben liggen op Zevenhoven in Langerak.
Overl. tussen 28-5-1569 en 5-5-1570.
5 kind(eren)
-
Dirck Gijsbertsz
, † <12-1541 .
Dirk Gijsbertsz., schout van Streefkerk, overl. tussen 27-3-1534 en 24-ll-1541, tr. vermoedelijk een vrouw genaamd Neel.