Nicolaas (Nicolaas II) van Putten , † ±3-1276.
Zoon van Nicolaas (Nicolaas I) van Putten .

Afb. Zegel van Nicolaas II van Putten   



×
    Beatrix (van Naaltwijck) .
c
    NN. .    

Kinderen:
  1. Nicolaas (Nicolaas III) van Putten , † 27-10-1311 , [] Geervliet .

      Nicolaas III van Putten, heer van Putten (1291), en van Strijen (1305), knaap (1297), ridder (1304), minderjarig (1276, 1284), vermeld 1284-1311.

      Nicolas wordt vermeld in de periode 1284-1311.

      Nicolaas van Putten koopt volgens acte van 25.11.1294 zijn vrouw’s jongere zuster Hadewig van Strijen uit, uit haar vaderlijk en moederlijk "versterf", waarmee Aleid opvolgt in alle Strijenese bezittingen. De uitkoop geldt ook voor de nog te verkrijgen goederen van haar grootmoeder, de vrouwe van Randerode, die nog in leven is. Dit betreft hun grootmoeder vaderzijds, Aleid van Heemskerk, die hertrouwde met Lodewijk II van Randerode en daarmee vrouwe van Randerode (bij Almonde in de toenmalige Groote of Zuid-Hollandse Waard) geworden was.

      De erfgenaam van Putten, Nicolaes III was op 8 Sept. 1284 nog minderjarig. Op 9 Januari 1296 was de heer van Putten in het gevolg van graaf Floris V te Parijs.
      Het meest trad de heer van Putten op den voorgrond tijdens de hardnekkige aanvallen der Vlamingen op Zeeland; kort voor den noodlottigen slag op Duiveland (20 Maart 1304) werd hij geridderd, tegelijk met ‘s graven zoon Willem en met Witte van Haemstede.
      Groote eer viel heer Nicolaes te beurt, toen graaf Jan II, die ziek naar Henegouwen was vertrokken, hem ten behoeve van zijn zoon het bewind over Holland, Zeeland en Friesland toevertrouwde in Juli 1304.

      Zie: "De Nederl. Leeuw’ 1932.
      In de zuidmuur van de Onze Lieve Vrouwenkerk te Geervliet ligt in een nis het grafmonument van Nicolaas III van Putten († 1311) en Aleida van Strijen († 1316), lang 317 cm, diep 146 cm en hoog 106 cm, met twee grafbeelden van het echtpaar, elk op een eigen stenen zerk met een Lombardisch randschrift, waaronder Gotische baldakijnen.
      Langs de rand bevindt zich een opschrift dat ook aan de zijkanten doorloopt. De vertaling uit het Latijn luidt:
      ‘Alijt, die een spiegel en bloem der zeden en een waardige moeder der mensen was, ligt nu in het graf. Zij was een edele heerseres in Putten en Strijen. Ik bid U, o Christus, dat zij U genieten en loven mag. Zij stierf in het jaar 1316 na Uw geboorte, o Christus, op de dag van Paulus en Johannes’ (= 26 juni 1316).

    ×   Aleidis van Strijen , † 26-6-1316, [] Geervliet .
        Dochter van Willem (Willem IV) van Strijen en NN. ("Oda") van Borsele (?).
      Zij hadden 3 dochters: Beatrijs, Aleidis en Oda van Putten en Strijen.

      Aleidis was vrouwe van Strijen. Zij is - in vrouwelijke lijn - een voorouder van de Nederlandse koninklijke familie.

      Aleijd erfde in 1293 of 1294 de heerschappij van Strijen van haar vader, heer Willem.

      Heer Nicolaes’ echtgenoote, vrouw Aleyd, overleefde haar man enkele jaren, overleed 26 Juni 1316 en werd naast hem begraven. Zij liet drie dochters na: Beatrix, Oda en Aleyd.

      In 1361 sterft het huis van Putten uit en volgt een achterneef van de laatste vrouwe, Zweder van Abcoude, op. Diens zoon Jacob van Gaasbeek genaamd is kinderloos en verkoopt Putten en Strijen aan Filips de Goede van Bourgondië.

      Als de ouders van Aleid en Hadewig van Strijen niet te veel in
      leeftijd verschilden, dan is het in een oogopslag duidelijk welke vrouwe van Randerode de grootmoeder van deze Van Strijen-zusters was. Het moet de vrouw van Lodewijk II van Randerode zijn geweest. Aleid van Strijen blijkt - als oudste dochter - naar deze grootmoeder vernoemd te zijn.

    3 kind(eren)


  2. ? Ermengard (Ermgard) , † <4-1326 .

    ×   Dirk van der Doortoge , † <2-1306.

    × ±1307   Willem van Leijden , † ±1332.
        Zoon van Hendrik van Cuijck en Halewijn (Halewine) van Egmond .
      Willem van Leyden is tussen 28 jan. 1306 en 16 jun. 1309 getrouwd met vrouw Ermgard, weduwe van heer Dirk van der Doortoge.

      Willem van Leyden was jongere zoon van burggraaf Hendrik van Leyden.

      Willem was gehuwd met de vrouwe van der Doortoge. De Doortoge’s stammen af van een jongere zoon van het geslacht Brederode.

      Wouter en Catharina waren buitenechtelijke kinderen van Willem van Leijden en worden dusdanig in 1340 vermeld.

      De broer van de Leidse burggraaf, heer Willem van Leyden,
      koopt in de omgeving van Zevenhuizen 31/7 morgen land van Dirc van Zevenhuizen, waaraan hij op 28 maart 1326 zijn tweede echtgenote tocht. Als zijn eerste wordt op 16 juni 1309 de weduwe van heer Dirk van der Doortoghe vermeld. Het Teylingse leen is voor 26 september 1328, wanneer de vrouwe van Teylinghen, Catharina de Duybuy, sterft, in handen van Floris Danielszn gekomen, die het in 1329 met ledige hand verzoekt.
      Op 16 juli 1331 nog vermeld, overl. vóór 4 dec. 1332.

    1 kind(eren)


  3. Simon van Markenburgh , † 1331 (verongelukt) .

      Simon van Markenburg, heer van Markenburg, baljuw van Zuidholland (1306-1310), ridder (1306), vermeld 1305-1317.

      Zijn belangrijkste bijdrage aan de Heerlijkheid Putten was de bedijking van de polder Simonshaven, die naar hem is genoemd.

      Nicolaas, heer van Putten en Strijen, oorkondt op 27 januari 1305 dat hij zijn broer, heer Simon, een gebied ten Zeeuws recht heeft gegeven om te bedijken vallende drie jaar na de bedijking onder de gebruikelijke leenverplichtingen; tevens mag heer Simon een molen in Biervliet zetten.
      In de kroniek van Willem Procurator komt het volgende relaas voor:
      ‘In het zelfde jaar (1331) was er een ridder in Zeeland, Symon van Markenburgh geheten, die op een dag van zijn huis wegreed met een wagen en midden tijdens de tocht bij een waterpassage kwam en zijn paarden dwars waren, snauwde hij zijn dienaar toe en riep dat hij de paarden in naam van de duivel in beweging moest zetten. En toen zij zonder inspanning overstaken verscheen er meteen een windhoos, die kwade geesten in de vorm van
      vogels liet zien. De dienaar met de paarden bleef behouden, maar de ridder werd uit de wagen geslingerd. Zijn lijk werd terstond gevonden maar het stonk verschrikkelijk. Met dezelfde wagen werd hij naar de herberg teruggebracht; zijn lans, die hij uit gewoonte altijd met zich meedroeg, was gebroken. De punt van de lans werd in zijn lichaam teruggevonden, terwijl zijn kleding – naar men zegt – ongeschonden was. Deze zaken hebben wij kort aangeroerd, opdat wij de onderdrukkers der armen althans een beetje vrees inboezemen’.


Samengesteld door Joan Bos.
Voor meer informatie zie de introduktie of de FAQ.