Enghel
("Enghel Geldens weduwe")
, † ±1550.
Dochter van
?
.
In 1521 was sprake van Ghelden’s weduwe Enghel, die van Daniel Jacobsz. een stuk erf ontving, dat hem was nagelaten door Jan Henric Denisz., zijn grootvader.
In 1543 werd Enghel genoemd in de 10e penning en toen gebruikte zij een hofstad met huis in Sprang, groot 5½ hond, strekkend van de Oudestraat tot het Bezoijense erf.
Op 8 juni 1544 bepaalde "Enghel Gheldens weduwe" dat alle goederen die zij na haar dood zal nalaten niet mogen komen aan Lijsbet, haar dochter en Anthonis Thonisz., haar schoonzoon, maar dat die aan hun kinderen zullen komen en Lijsbet en Antonis alleen het vruchtgebruik krijgen. Mogelijk had deze beslissing te maken met de schulden van Anthonis.
Begin 1551 deelden die erfgenamen haar nalatenschap, die - naast het geseet in Sprang - bestond uit drie stukken hooiland: twee in Zuidewijn en één in Besoijen en verder een groot aantal rentes. De erfgenamen waren Willem Gheldensz., Thonis Thonisz. Paeijns, gehuwd met Lijsbet, Gielis Woutersz. Luer, gehuwd met Ariaenken en Jacob Heijmansz., gehuwd met Aenken.
Overl. tussen 16-11-1550 en 25-1-1551.
×
Ghelden Aert Ariaensz
, † <5-1521.
Kinderen:
-
Lijsbeth Gelden Aertszdr
.
×
Anthonis Thonisz (Thonis Thonisz) Paeijnenborch
, † >1564.
3 kind(eren)
-
Willem Gheldensz
.
-
Ariaenken Ghelden Aertszdr
.
×
Gielis Woutersz Luer
.
-
Aenken Gelden Aertszdr
.
×
Jacob Heijmansz
.